In Casa Clutia 87 plaatsten wij een artikel over W.P. Sautijn Kluit. In het artikel wordt gerefereerd naar een artikel dat Sautijn Kluit geschreven heeft. Hieronder de volledige tekst van dat artikel.
La Gazette de Hollande
“Il faut toujours ajouter foi
A la gazette de Hollande.”
is een “refrain à la mode” dat bij de opvoering van
Offenbach’s Grande Duchesse de Gérolstein in het
Théàtre des Variétés te Parijs, natuurlijk de aandacht
trekt van iederen Nederlander, die “la grande fête de
l’humanité”helpt medevieren, en des avonds zijne
schreden rigt naar den Boulevard Montmartre. Maar ook
de bewoner van het nieuwerwetsche Babylon schijnt
smaak te vinden in dit kort refrein. Althans de “Rédac-
teurs de la Revue de poche” hebben het durven wagen
het groote aantal Fransche bladen met eene Gazette de
Hollande te vermeerderen, als het onmiddellijk gevolg van
den opgang die de woorden der Groot-Hertogin aan het
einde van het 10e toneel van het 1e bedrijf op het publiek
maken. Van dit satiriek weekblad, waarvan het eerste
nummer Zaterdag 10 Aug. het licht zag, is de volledige
titel: “La Gazette de Hollande du Samedi 10 Aoùt
1867. Par les Rédacteurs de la Revue de poche. Ce
Journal paraît les Samedis, se trouve chez tous les
Libraires dans les Kiosques, Bureaux de Vente chez
Defaux 8, Rue du Croissant. On s’abonne pour Paris
et les Départements à la librairie générale des auteurs
10, rue de la Bourse. Un an, 10 fr.; 6 mois, 5 fr.”
Aan den voet van het blad, waarvan ieder nummer 26
centimes kost, leest men: “Paris. – Imprimé chez
Alcan Lévy, boulevard de Clichy, n o. 62.” De vorm
is 8 bl. 4o. in twee kolommen, met doorloopende pagi-
nering, en een vignet waarin de spreuk: “intelligentibus
pauca” voorkomt. Maar is het nu de inhoud, waarvan
het “Avis”: “Par décision de M. le Préfet de police,
en date du 28 Juillet, le journal la Gazette de Hollande
est autorisé à être vendu sur la voie publique par MM.
les Marchands de Journaux stationnaires et permission-
nés” den vrijheidlievenden Nederlander reeds bij het
begin pijnlijk aandoet, die aanspraak maken kan op de
belangstellende ondersteuning der bewoners van het land
welks naam in den titel prijkt? Ik voor mij geloof: neen,
maar weid verder niet over dien inhoud uit, en verwijs
daarvoor naar het Mengelwerk in de Arnhemsche Courant
van Zaterdag 24 Augustus, N o. 4188.
De schrijver van dit stuk was intusschen op den
14den Augustus nog niet bekend met den inhoud van
het tweede nummer van dit blad, en heeft in der tijd
pag. 253
waarschijnlijk ook geen kennis gemaakt met het zoo
boeijend werk van Eugène Hatin, Les Gazettes de
Hollande ; anders toch had hij den bal niet zoo deerlijk
misgeslagen met zijn: “Vorm, papier, letter, uitvoering
en inhoud beantwoorden volkomen aan de “Gazette
de Hollande”, die in 1770 door Filloche te Rotter-
dam, later door Luzac te Leyden werd geredigeerd,
die Frankrijk werd binnengesmokkeld, en waarin nu
eens M. de Choiseul, wiens portefeuille toen aan een
zijden draadje hing, dan weder Louis XV, onder den
door hem aangenomen naam van baron de Gonesse,
wegens zijne favorite Jeanne Vaubernier, die men toen
“la petite Lange” noemde en die later “Comtesse du
Barry” werd, deerlijk gehavend en geplukt werden, en
waarin kortom de helden en heldinnen van dien oo
beruchten tijd ieder behoorlijk hun deel kregen, maar
die later, even als zoo vele van die humoristische bladen,
haren eigen, natuurlijken dood stierf.” Zonder kennis
van zaken liet de schrijver, bij zijne anders aangename
reisindrukken, zich blijkbaar verlokken, om na het lezen
van de “Deux Gazetiers” zijne verbeelding eene vlugt
te doen nemen, die echter kant noch wal raakt en al
even ongelukkige gevolgen zou kunnen hebben als de
mededeeling van het Magasin pittoresque in Maart 1845,
overgenomen door het Nieuw Nederlandsch Magazijn
1849, bl. 40, met betrekking tot “le Gazettier de Hol-
Lande.” Integendeel, noch vorm, noch papier, noch letter,
noch uitvoering, noch inhoud beantwoorden aan – ja,
waaraan? want niemand heeft nog ooit eene Gazette de
Hollande tevoorschijn gebragt, en voor zooverre ik met
Fransche, Leidsche, Haagsche of Amsterdamsche couranten
kennis maakte, durf ik gerust zeggen, dat er niets ge-
meens is tussen la Gazette de Hollande van Augustus
1867 en die vroegere bladen waarvan men in het boek
van den heer Hatin de geschiedenis vindt.
Bovendien heeft de heer Hatin zoo stellig verzekerd:
“Il n’y eut jamais en effet de journal portant le titre
de Gazette de Hollande.” Dit beweren nu werd door mij
in Nijhoff’s Bijdragen, N.R. 4e deel, bl. 213-216
voorbarig geacht, en ook de redactie van het nieuwe
Parijsche blad gaat in dit opzicht niet mede met
den heer Hatin. In haar tweede nummer toch, van
Zaterdag 17 Augustus, wordt in een goed geschreven
artikel getiteld: “Les Gazettes de Hollande”, en on-
derteekend door “Le Vicomte”, eerst de naam van het
blad geregtvaardigd, en daarbij teevens regtmatige hulde
gebragt aan de verdiensten van den heer Hatin, doch
tegelijkertijd gezegd: “Il n’y eut point de feuille im-
primant le titre en tête de ses nouvelles, mais il y en
eut une qui fut universellement comme sous ce nom,
ce fut une qui fut universellement connue sous ce nom,
paraît pas se ranger à cet avis dans son livre, pour-
tant nous avons des raisons pour justifier notre dire.
D’abord, il n’y a pas de fumée sans feu, nous ne
pouvons croire que ce soit une erreur pure et simple
que l’idée généralement répandue de l’existence d’un
journal portant le titre du nôtre. Nous préférons penser
que la tradition d’appeler usuellement les papiers nouvelles
d’Amsterdam du nom que nous avons arbore, a traverse
les temps sans que ceux qui s’ent sont vouvenus qui
l’ont appris à d’autres s’en rendissent bien compte eux-
mêmes. Ce que nous savons, ce qui peut nous server de
prevue plus concluante encore que notre premier argu-
ment, c’est qu’il reste des traces de cette manière d’in-
tituler la Gazette d’Amsterdam. De qui donc se
serait-on fait comprendre en l’appelant Gazette d’Hol-
lande, si l’usage n’avait pas été alors de lui donner ce
nom de tous côtés?”
“Joignons une pièce à láppui. Il y a quelques mois,
la Revue de poche faisant un tableau de la presse
vers le milieu du XVIIIe siècle, citait les noms des
journaux alros existant, d’après un ouvrage très rare et
très curieux intitule Journal du Citoyen (La Haye,
1 vol. gr. In-8o., 1754).
Au milieu des autres noms des Gazettes à côté
même de celle d’Utrecht, on lit:
Gazette de Hollande.
Elle s’imprime à Amsterdam, et se débite, les lundis
et samedis, chez David père, libraire, quai des Augus-
tins. On s’abonne moyennement 120 liv. par an: il faut
payer six mois d’avance.”
“Il serait bien étrange de fair announcer un journal
sous un autre nom que sous celui qu’il porte ou celui
sous lequel il est connu.”
Voor hem die geen vreemdeling is in het boek van
den heer Hatin is de hier genoemde David een oude
kennis. Hij toch was het, bij wien niet alleen het “bureau
de débit” voor alle buitenlandsche bladen te Parijs ge-
vestigd was, maar die er ook een “bureau de correspon-
dance” op na hield, dat iedereen, tegen betaling van
20 sous voor elken regel, in de gelegenheid stelde zoo-
danige mededeeling buitenslands te doen opnemen als
waarvoor in de officieele Gazette geen plaats was. Ook
met het oog op den abonnementsprijs is die mededeeling
niet onaardig: want toen David in 1759 genoodzaakt was
zich met Palissot te vereenigen, daalde die som op 36
livres, ofschoon in 1779 de prijs der Gazette d’Amsterdam
weer 48 livres was. Zie Hatin, pag. 44-49.
Wat nu de hoofdzaak betreft, of er al dan niet eene
Gazette de Hollande heeft bestaan, dat is wel is waar
nog niet beslist; maar wanner het juist is dat de “Am-
sterdamsche Fransche courantier het eerst octroy verkreeg,
en wel om te mogen drukken, uitgeven en verkoopen
la Gazette de Hollande; zoodat toen zich de
Leidsche Anth. de la Font aan H. Ed. Mogenden adres-
seerde, zijn verzoek, aangezien de ample Titu-
lature van den Amstderdammer, groote obstacles ren-
contreerde; en die hinderpalen alleen uit den weg wier-
den geruimd door het uitvinden van den titel van
Translatie van de Nederduitsche Couranten”,
dan is toch dit waarschijnlijk dat “l’usage de désigner
sous le nom de Gazette de Hollande toutes les feuilles
venant de la république des Provinces Unies” haar oor-
sprong heeft gehad in dit octroy, daargelaten of de
Amsterdamsche uitgever ooit van dien naam gebruik
heeft gemaakt.
Amsterdam, 26 Aug. 1867.
Mr. W.P. Sautijn Kluit.
(bron: De Nederlandsche Spectator 1867)